BUDERMAN: De Bonte Hond in de Molensteeg (1795)

Vergelijk: “Een bont hondje in de Prinsenstraat”

Uit: “Uit den Patriottentijd” – Chris te Lintum – 1908

(…)
In de Molensteeg was een club gevestigd in de her-
berg „de Bonte Hond”
en daar kwamen dan de pak-
huisknechts van patriottische wijnkoopers en dergelijke,
wier heeren op de Wijnhaven vergaderden in de Vader-
landsche Sociëteit (in ’t huis waar later ’t Postkantoor
was). Aan dit democratisch gezelschap heeft onze schrij-
ver een gansch hoofdstuk gewijd, onder den vriendelij-
ken titel „de Bonte Honden”, en hij vermeldt daarin
met grooten afschuw, dat de Heer Elzevier, lid van de
vroedschap, „met nog eenige andere menschen van fat-
soen” zich niet heeft ontzien, om dat huis in de
Molensteeg te bezoeken.

Als de groote leuze „Gelijkheid, Vrijheid en Broe-
derschap” op Neerland’s bodem gebracht wordt in
het jaar 1795, dan is onze schrijver daarover dadelijk
vol aanmerkingen, en daarbij moet de Gelijkheid het
wel ’t allermeest ontgelden. „Gelijkheid moest er wezen,”
zoo bromt hij ergens ; „geen liverijen meer, geen wapen-
borden, geen wapens op grafsteenen en voor publieke
gebouwen. Ze werden alle weggehakt, aan de Schot-
sche kerk en in de Schotsche kerk, aan de Groote
kerk en i n de Groote Kerk tot in de uiterste hoeken,
op de oude eerwaardige grafsteenen; alles op bevel
van de nieuwerwetsche staten, de zoogenaamde provisi-
onneele representanten van Holland.” En de oude geijkte
titels werden verboden, geen Weledelgestreng meer
of Weledelgeboren of Edelachtbaar, niets dan „Burger”
— burger-schepen en burger-baljuw en burger-helbar-
dier en burger-stadsbode. — En wanneer een wet-
houder of een ander regeeringspersoon een boodschap
moest zenden naar een der raadsleden, dan was
het: „burger helbardier, ga eens naar uw mede-
burger Raad A of B en zeg hem, dat ik hem gaarne
even spreken wilde.” „Ba, die gelijkheid!” „Zelfs
tot na den dood wil men de gelijkheid uitstrek-
ken. Hebben niet de Provisionneele Representanten
(het voorloopig bestuur in 1795)
van Holland besloten, het begraven in de kerken te
verbieden ? Klein en groot, rijk en arm moest onder
elkander op de kerkhoven begraven worden !” Gelukkig
heeft de natuur hier tegengehouden, wat de mensch in
zijn dollen waan had uitgebroed. „De grond was immers
hier zoo waterachtig en moerassig, dat er geen geschikte
plaats voor ’t aanleggen van kerkhoven was te vinden.”
Wat zegt de lezer daarvan ? Is dat niet prachtig voor-
wereldlijk-conservatief ?
Zelfs na den dood nog gelijkheid !
En dat in een Christenland!

(…)

Uit: “Een Rotterdamsch Gedenkschrift uit den patriottentijd en de dagen der revolutie, medegedeeld door Dr. C. te Lintum”

Van de Bonte Honden

Men vindt in de Verzameling der Rotterdamsche Stukken hier en daar gewag gemaakt van de Bonte Honden. Dit zal men, zonder eenige verklaring, naderhand niet verstaan; maar men moet weten, dat er in de Molensteeg, die van de Groote markt naar den Visschersdijk loopt, in het midden aan de oostzijde, een klein poortje of gang is, dat op een groot vertrek uitloopt, waarin destijds een herberg of biljart gehouden werd, waarvoor een bordje hing, op welk een hond geschilderd was, met het onderschrift: in den bonten hond, doch welk bordje sedert met een ander verwisseld is. In die herberg vergaderde, des avonds, een deel gemeen volk, meest uit pakhuisknegts en soortgelijken bestaande, die daar den naam kregen van de Bonte honden. Dit werd ook eene Patriottische vergadering en als de koopman des avonds zijn kantoor sloot om zich naar de Vaderlandsche Sociteit te begeven, sloot de knegt zijn pakhuis om naar den Bonten Hont te gaan. Zij waren ondertusschen eene garde du corps voor hunne Heeren en Bazen en kregen nu en dan bezoek van voorname patriotten, zelf vereerde hen de Heer Elsevier, nadat hij reeds Burgemeester geworden was, meer dan eens, met zijne hooge tegenwoordigheit. (…)